Auteurs

Armando

ARMANDO

Armando werd geboren als Herman Dirk van Dodeweerd en was een multitalent. Behalve kunstschilder, beeldhouwer, dichter en schrijver, was hij ook violist, journalist, film-, televisie- en theatermaker. Bij het grote publiek was hij waarschijnlijk het meest bekend van de televisieserie Herenleed, dat van 1975 tot 1997 door de VPRO werd uitgezonden en waarin hij met Cherry Duyns en Johnny van Doorn speelde.

Als beeldend kunstenaar sloot hij zich in de vroege jaren zestig aan bij de Nul-beweging, qua mentaliteit het equivalent van de nieuwe stijl in het internationale circus van de beeldende kunst. In 1979 ging hij op uitnodiging van de Deutsche Akademische Austausch Dienst naar Berlijn. De bedoeling was dat hij daar een jaar zou blijven, maar hij is er nooit meer weggegaan. In Berlijn brak hij internationaal door als beeldend kunstenaar. Vanuit datzelfde Berlijn (en soms van elders) schreef hij in de jaren tachtig zijn wekelijkse ‘verslagen’ voor de literaire bijlage van NRC Handelsblad, die in drie afzonderlijke bundels Uit Berlijn (1982), Machthebbers (1983) en Krijgsgewoel (1986) door De Bezige Bij werden uitgebracht. In deze columns laat hij vaak – zonder commentaar – mannen en vrouwen aan het woord over hun herinneringen aan de oorlog. Daarbij sloot hij qua aanpak en thematiek nauw aan in wat hij samen met Hans Sleutelaar in 1967 al in het geruchtmakende boek De SS’ers had gedaan.

  • > Uit Berlijn | Machthebbers | Krijgsgewoelverschenen 2022> bestellen

Angelica Balabanoff

ANGELICA BALABANOFF

Hoewel in de vergetelheid geraakt, hoort Angelica Balabanoff zonder meer thuis in het rijtje beroemde voorvrouwen van het socialisme – Rosa Luxemburg, Emma Goldman, Clara Zetkin en Alexandra Kollontaj, met wie ze ook allemaal bevriend was. Balabanoff, geboren in Oekraïne, studeerde aan de Brusselse Université Nouvelle, werd in 1900 lid van de Italiaanse Socialistische Partij en ontwikkelde zich tot een van de populairste sprekers van de internationale socialistische beweging.

In Rebel beschrijft ze haar politieke loopbaan die gekenmerkt wordt door haar consequent internationalistische opvattingen. Ernstig teleurgesteld door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, neemt ze het initiatief voor de zogenaamde Zimmerwaldconferentie, waar de anti-militaristische socialisten zich hergroeperen. Dit leidt uiteindelijk tot een breuk in de Tweede Internationale, waar de reformistische stroming die de oorlog steunt lijnrecht tegenover de internationalistische revolutionairen komen te staan.
In 1917 trok Balabanoff naar Rusland, sloot zich aan bij de bolsjewieken en werd in 1919 secretaris van de communistische internationale (Komintern). Vanaf 1922 keerde ze zich gedesillusioneerd af van het bolsjewisme. De rest van haar leven bleef ze strijden tegen zowel het fascisme als het autoritaire bolsjewisme.

Balabanoff zat bij alle belangrijke gebeurtenissen van de eerste helft van de twintigste eeuw op de eerste rang, werkte samen met Mussolini (voor diens overstap naar het fascisme), Lenin, Trotski, Radek en Zinovjev en bericht hierover uit de eerste hand.

Arturo Barea

ARTURO BAREA

Arturo Barea is de schepper van de alom geprezen Spaanse trilogie (La forja de un rebelde), waarin hij aan de hand van zijn eigen leven de Spaanse geschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw beschrijft. In De smidse schrijft hij over zijn vroege jeugd, hoe vlak na zijn geboorte in 1897 zijn vader overlijdt, waarna zijn moeder met haar vier kleine kinderen naar Madrid verhuist. Na een paar baantjes, waarin hij veel reist en internationale ervaring opdoet, begint hij op 18-jarige leeftijd, dankzij een erfenis van zijn inmiddels overleden oom, een klein bedrijfje dat jammerlijk mislukt. Vervolgens komt hij terecht in verschillende administratieve baantjes.

In deel 2, De weg, wordt hij in 1920 als dienstplichtig soldaat opgeroepen voor het leger en gelegerd in Spaanse protectoraat Marokko, waar net de Rifoorlog is uitgebroken. Daar schopt hij het tot ser­geant en is hij getuige van een volstrekt nutteloze koloniale oorlog, waar onrecht, geweld en machtsmisbruik aan de orde van de dag zijn en generaals als Sanjurjo en Franco alvast ofenenen voor hun opstand tegen de Spaanse Republiek in 1936.

Als in 1936 de Spaanse Burgeroorlog uitbreekt werkt Barea inmiddels bij een octrooibureau, maar dat bevredigt hem niet. Hij wil zich verdienstelijk maken voor de Republiek en al vrij snel krijgt hij een functie als perscensor en wordt hij verantwoordelijk voor de con­tacten met buitenlandse correspondenten. Daar komt hij in aanraking met Ernest Hemingway, Mar­tha Gellhorn, John Dos Passos, Herbert Matthews, Mi­jail Koltsov, Gus­tav Regler. Ook leert hij de Oostenrijkse socialiste Ilsa Kulcsar kennen, voor wie hij zijn vrouw en kinderen verlaat en met wie hij in 1938 trouwt. Vanaf 1937 is hij betrokken bij het reorganiseren van de radiozenders in Madrid. Zelf zou hij elke avond een radiopraatje verzorgen, waarin hij zo open mogelijk verslag uitbracht van al wat er in en rond Madrid ge­­beur­de. Het programma ‘De onbekende stem van Madrid’ werd al gauw een begrip.

Vanwege de oprechte, realistische, haast fotografische wijze waarop Ar­turo Barea de wereld om zich heen portretteert, met daarbij volop aandacht voor alledaagse gebeurtenissen en gevoelens, is zijn trilogie La forja de un rebelde (‘Het smeden van een rebel’) internationaal veel geprezen en gelezen. In De slag, het derde deel, geeft hij een indringend ooggetuigenverslag van het alledaagse leven in de Republiek gedurende de periode 1936-1939.

  • > De slagverschenen 2020uitverkocht
  • > De wegverschijnt 2025> bestellen
John Berger

John Berger

JOHN BERGER

Voor John Berger doorbrak als literair schrijver, had hij in de jaren 50 al naam gemaakt als criticus en essayist, vooral, maar niet alleen, op het gebied van de kunst. In 1972 maakte hij onder de titel Ways of Seeing een spraakmakende vierdelige televisieserie voor de BBC over esthetische waarden in de westerse cultuur. Het gelijknamige boek, waarin hij zich verzette de heersende elitaire kunstopvatting, werd al gauw een standaardwerk op kunstacademies en beïnvloedde de manier waarop er naar kunst werd gekeken.

Niet minder controversieel was zijn reactie toen hij de Booker Prize ontving voor zijn experimentele roman G. In plaats van de prijs te weigeren omdat de naamgever ervan, de familie Booker, haar rijkdom had vergaard met slavernij op hun suikerrietplantages, nam hij de prijs in ontvangst en schonk de helft van het geld aan de Engelse afdeling van de Black Panther Party. De andere helft gebruikte hij voor zijn volgende project, het boek A seventh Man, waarin hij in samenwerking met de fotograaf Jean Mohr een stem gaf aan de arbeidsmigranten uit Europa.

In 1962 emigreerde Berger naar Frankrijk, eerst naar Genève en twaalf jaar later naar het kleine dorpje Quincy in het Franse departement Cher. Hij legde contacten met de inwoners, maar had nooit het gevoel een van hen te zijn. Wel leerde hij van de boeren in het dorp hoe je met elkaar samenleeft en tradities in stand houdt. Hij vond dat ze, net als hij, geschiedschrijver waren van hun tijd. Daar schreef hij vijftien jaar aan zijn trilogie De vrucht van hun arbeid (Het varken aarde, Ver weg in Europa en Sering en vlag) over de verdwijnende plattelandscultuur. Deze trilogie wordt algemeen gezien als het hoogtepunt van zijn literaire werk. Zelf zei hij over die periode: ‘Ik was achter in de veertig toen ik het gevoel had dat ik voor het eerst in mijn leven naar de universiteit ging. En mijn docenten waren de mannen en vrouwen van deze dorpen en deze boerderijen.’

De thema’s van Bergers rijke oeuvre (fictie én non-fictie) waren uitermate divers. Zijn essays en boeken behandelen onder meer kunst, politiek, geheugen, fotografie, aids en de verhouding tussen mens en dier. Wat steeds terugkeert is het gevoel van ontheemd zijn. De ouderdom stemde hem niet milder; zijn denkbeelden, als rechtgeaard marxist, werden steeds radicaler.

Franz Josef Degenhardt

Franz Josef Degenhardt

FRANZ JOSEF DEGENHARDT

In de jaren 60/70 van de vorige eeuw genoot Franz Josef Degenhardt vooral bekendheid als Liedermacher, zanger van het politieke lied. Hij werd geboren in het Ruhrgebied, groeide op in een katholiek gezin en studeerde van 1952 tot 1956 rechten in Keulen en Freiburg. In 1968 verdedigde Degenhardt als advocaat verschillende rechtszaken tegen sociaaldemocraten en communisten die werden beschuldigd van acties van de zogenaamde Außerparlamentarische Opposition (APO), een paar jaar later verdedigde hij leden van de Rote Armee Fraktion.

Als liedschrijver was hij een stem van de beweging van 1968, de tijd van de studentenopstand en de protesten tegen de Vietnamoorlog. Aanvankelijk keerde hij zich vooral tegen de burgerlijke moraal, in zijn latere liedjes behandelde hij meer uitgesproken politieke onderwerpen, zoals  de Griekse kolonelsdictatuur, de Praagse Lente, de dreiging van een kernoorlog en Angela Davis.

In 1961 sloot Degenhardt zich aan bij de SPD, maar werd in 1971 geroyeerd omdat hij had opgeroepen tot electorale samenwerking met de communisten. In 1978 sloot hij zich aan bij de DKP.

In 1974 verraste hij vriend en vijand met zijn (deels) autobiografische roman Lont, waarin hij het verhaal vertelt van het dagelijkse leven en de avonturen van enkele arbeiderskinderen in het stadje Schwelm aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het was een groot succes en werd in 1974 door Reinhard Hauff verfilmd.

Ariel Dorfman

ARIEL DORFMAN

Ariel Dorfman is in 1942 geboren in Argentinië en geldt als een van de belangrijkste, interessantste en veelzijdigste schrijvers van Latijns-Ame­rika. In de loop der jaren schreef hij niet alleen toneel, maar ook poë­zie, korte verhalen, romans en essays. Zijn eerste boek Para leer al Pato Do­nald (Hoe lees ik Donald Duck), dat hij in 1971 samen met de Belg Ar­mand Mattelart schreef, riep gelijk al veel controverses op. Naast het toneelstuk De dood en het meisje, dat in 1994 door Roman Polanski werd verfilmd (met Sigourney Weaver en Ben Kingsley in de hoofdrollen), publiceerde hij onder andere de romans Weduwen (1981), Konfidenz (1994), Blakes’s The­rapy (2001), Darwin’s Ghosts (2018) en, samen met zijn zoon Joaquin Dorfman, The Burning City (2003). Dorfmans werk werd in meer dan veertig talen vertaald, en met name zijn toneelstukken gingen de he­le wereld over en werden in meer dan honderd verschillende landen opgevoerd.

Ariel Dorfman woont het grootste deel van het jaar in Durham (NC) in de Verenigde Sta­ten. Hij is nu emeritus professor, maar nog steeds bijzonder actief als schrijver. Behalve ro­mans schrijft hij essays en columns voor bladen als El Pais, de Guardian, de New York Review of Books en de New York Times. Daarbij probeert hij uit zijn ervaringen in Chili mogelijke lessen te trekken die toepasbaar zouden kunnen zijn in de Verenigde Staten en Latijns Amerika.

Lion Feuchtwanger

LION FEUCHTWANGER

Lion Feuchtwanger werd in 1884 geboren in een orthodox-joods gezin en studeerde geschiedenis en filosofie in München en Berlijn. Na zijn studie werkte hij als theatercriticus en schreef o.a. voor het tijdschrift Die Weltbühne. Hij werkte samen met Bertolt Brecht en schreef ook zelf voor het theater.
Al gauw verlegde Feuchtwanger zijn aandacht van drama naar historische romans. Zijn meest succesvolle werk was De jood Süss, een omwerking van een eerder gelijknamig toneelstuk van zijn hand dat in 1917 in première ging. Het boek werd in 1925 gepubliceerd en was – ook internationaal – een succes. Later volgde de zogenaamde Wartesaal-trilogie over de opkomst van het Duitse nazisme: Succes (1930), De Oppermans (1933) en Exil (1939).

Feuchtwanger was een van de eerste Duitse schrijvers die tegen de nazi’s in het geweer kwam en omdat hij veel van de misdaden van de nazi’s had voorspeld en aan de kaak had gesteld, nog voordat ze aan de macht kwamen, beschouwde Hitler hem als een persoonlijke vijand en en werd hij als ‘staatsvijand nummer één’ beschouwd. Op 10 mei 1933 werden zijn boeken verbrand, in de zomer werd zijn staatsburgerschap ingetrokken, waarna hij met zijn vrouw naar Zuid-Frankrijk vertrok.
Toen de Duitsers in 1940 Frankrijk binnenvielen, werd Feuchtwanger door de Franse autoriteiten gevangengenomen en gevangengezet in Les Milles en later in een geïmproviseerd tentenkamp bij Nîmes. Hierover publiceerde hij in 1941 zijn boek De duivel in Frankrijk. Hij wist met hulp van enkele Amerikanen te ontsnappen en ontkwam uiteindelijk via Spanje en Portugal naar de Verenigde Staten, waar hij politiek asiel kreeg en tot aan zijn dood in 1958 bleef schrijven.

Max Frisch

Max Frisch

MAX FRISCH

De architect Max Frisch leefde vanaf 1955 van het schrijverschap. Hij werd beroemd als schrijver van een indrukwekkend literair oeuvre dat o.a. de romans Stiller en Homo Faber en de toneelstukken Herr Biedermann und die Brandstifter en Andorra omvat. Rode draad in zijn werk is de maakbaarheid van de identiteit en het conflict van het individu met de anderen. Volgens Frisch heeft toneel de maatschappelijke functie om ons anders naar de wereld te laten kijken. Zijn toneelstuk Andorra behoort tot de verplichte lectuur op Duitse middelbare scholen.

Louis Guilloux

LOUIS GUILLOUX

Louis Guilloux was een Bretonse schrijver geboren in Saint-Brieuc, Bretagne, waar hij zijn hele leven woonde. Hij staat bekend om zijn sociaal-realistische romans waarin hij het leven van de arbeidersklasse en de politieke strijd in het midden van de twintigste eeuw beschrijft. Guilloux’ vader was een schoenmaker en socialistisch activist, een achtergrond die Guilloux beschrijft in zijn eerste boek Het volkshuis (1927), dat zich richt op de strijd van een schoenmaker genaamd Quéré, gezien door de ogen van zijn jonge zoon. Het verhaal beschrijft hoe Quéré’s idealistische politieke activisme zijn kleine bedrijf bedreigt, omdat hij klandizie verliest door zich te verzetten tegen ingeworteld conservatisme.

Voordat hij professioneel schrijver, literair vertaler en tolk werd, werkte Guilloux in verschillende beroepen, waaronder de journalistiek. Hij stond bekend om zijn vloeiende beheersing van de Engelse taal en vertaalde onder andere werk van John Steinbeck, Margaret Kennedy, Robert Didier en C.S. Forester in het Frans. Het succes van Het volkshuis leidde tot een lange reeks romans over maatschappelijk geëngageerde thema’s, meestal gebaseerd op zijn geboorteland Bretagne. Zijn meesterwerk Le Sang Noir viel op door zijn afwijking van zijn eerdere, meer rechttoe rechtaan socialistische literatuur, omdat het elementen bevat van wat later werd geassocieerd met een existentialistische of absurdistische visie.

Louis Guilloux was bevriend met veel bekende schrijvers. Hij kende de filosoof Jean Grenier al vanaf zijn tienerjaren en was een goede vriend van Albert Camus. Hij was ook bevriend met André Malraux en Jean Guéhenno. Camus prees zijn werk zeer en vergeleek zijn verhaal Kameraden met Leo Tolstojs De dood van Ivan Iljitsj. Guilloux was actief in linkse bewegingen. Hij was secretaris van het eerste wereldcongres van antifascistische schrijvers in 1935 en werd vervolgens hoofd van Red Aid International (later bekend als Secours Populaire – The People’s Aid), dat vluchtelingen uit nazi-Duitsland hielp en later de Spaanse republikeinen bijstond.

Albert Helman

Albert Helman

ALBERT HELMAN

Albert Helman kwam als student naar Nederland, werd journalist en sloot zich aan bij de groep rond het katolieke tijdschrift De Gemeenschap. Al gauw keerde hij zich af van het katholieke mileu en ontwikkelde zich als schrijver. Zijn bekendste boek is de in 1931 gepubliceerde antikoloniale roman De stille plantage. In 1932 vestigde hij zich met zijn gezin in Spanje, waar hij in 1936 getuige was van het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog. Terug in Nederland nam hij tijdens de Tweede Wereldoorlog actief deel aan het verzet tegen de nazi-bezetter. Na de oorlog was hij tot 1951 minister in Suriname. Aan het eind van zijn leven keerde hij weer terug naar Nederland, waar hij overleed.

Christopher Isherwood

christopher isherwood

Christopher William Bradshaw Isherwood werd in 1904 geboren in een well-to-do gezin. Zijn vader was luitenant-kolonel in het Britse leger, zijn moeder de dochter van een succesvolle wijnverkoper. Op de kostschool raakte hij voor de rest van zijn leven bevriend met Edward Upton en op het St. Edmunds met de dichter W.H. Auden. Via Auden kwam hij in contact met Stephen Spender. Dit viertal werd eind jaren 20 gezien als een veelbelovende groep nieuwe, jonge schrijvers in de Engelse literatuur, die bekend werd onder de naam ‘Auden Generation’.

In 1929 bracht Isherwood zijn eerste bezoek aan Berlijn, aangespoord door zijn vriend Auden die daar na zijn afstuderen een jaar verbleef. Dat smaakte naar meer, niet in het minst omdat beide vrienden hun homoseksualiteit in het liberale Berlijn beter konden beleven dan in het puriteinse Engeland. Audens eerste gedichtenbundel was het jaar daarvoor uitgekomen en Isherwood had op dat moment al zijn eerste roman All the Conspirators gepubliceerd. Later dat jaar bezocht Isherwood Berlijn nog twee keer, de laatste keer besloot hij er langere tijd te verblijven en misschien wel te emigreren. Uiteindelijk verbleef hij tot 1938 regelmatig in de Duitse hoofdstad en woonde er permanent tot de nazi’s in 1933 de macht overnamen.

Over zijn Berlijnse jaren schreef Isherwood uiteindelijk twee romans: Meneer Norris neemt de trein (1935) en Afscheid van Berlijn (1939). Beide romans worden geprezen om de onvergelijkbare wijze waarop Isherwood de sfeer van het Berlijn in de nadagen van de Weimarrepubliek en de mensen die hij er ontmoette heeft vastgelegd. De losse zeden in de bars en nachtclubs, de armoede en rijkdom en de politieke verscheurdheid worden sfeervol beschreven en krijgen vorm in personages als de werkloze proletariër Otto Nowak, de sluwe bedrieger Meneer Norris, de zorgelijke hospita Fraülein Schröder en de onvergetelijke Sally Bowles (beroemd geworden door Liza Minelli’s vertolking in de film Cabaret), die de schrijver haarfijn heeft geportretteerd. Daarbij blijft de auteur zelf voortdurend op de achtergrond. Niet voor niets schrijft hij al op de eerste pagina van Afscheid van Berlijn de inmiddels legendarische woorden: ‘Ik ben een fototoestel, waarvan de sluiter openstaat, volkomen passief, ik leg vast, ik denk niet.’

Ismail Kadare

ISMAIL KADARE

De Albanese schrijver Ismail Kadare is sinds het verschijnen van zijn debuutroman De generaal van het dode leger in 1963 de bekendste schrijver uit zijn land. In 2005 was hij de eerste laureaat van de Man Booker International Prize. Kadare woont afwisselend in Tirana en in Parijs. Zijn werk is buiten Albanië vooral via zijn Franse vertalingen bekend geworden. Van zijn talrijke romans werden er vele in het Nederlands vertaald, in eerste instantie uit het Frans en later direct uit het Albanees.

Zijn werk speelt zich vaak in een historische context af. Centraal in zijn werk staan de legenden en balladen van de Balkan, die van Albanië in het bijzonder, in welke traditie Kadare ook de epossen van Homerus plaatst, waarnaar hij regelmatig verwijst. Motieven die in zijn boeken vaak terugkeren zijn bloedwraak, afgunst en geruchten. Het decor is daarbij meestal winters en kil.

Kadare heeft in een groot aantal van zijn boeken de werking van dictaturen laten zien, waarbij hij als oer-dictatuur vaak het Ottomaanse Rijk als onderwerp koos. Rechtstreekse kritiek op het bewind in eigen land, toen dat nog met de stalinistische leider Enver Hoxha en diens opvolger Ramiz Alia te maken had, leverde hij slechts met mate. Hoewel enkele van zijn boeken in Albanië aan zware kritiek blootgesteld of geheel verboden werden, genoot Kadare een zekere bescherming van hogerhand en kon zich meer kritiek permitteren dan anderen. Zijn beschermde positie was mede te danken aan zijn bekendheid in het buitenland. Kadare verliet Albanië in 1990 als reactie op het terugdraaien van democratische verworvenheden door Ramiz Alia en kreeg asiel in Frankrijk. In 1999 keerde hij naar Albanië terug, maar hield een woning in Parijs aan.

  • > De generaal van het dode legerverschenen 2021> bestellen
Arthur Koestler

Arthur Koestler

ARTHUR KOESTLER

Koestler was in de jaren ’30 het prototype van de razende reporter. Hij reisde als journalist de hele wereld over, onder andere naar de Sovjet-Unie. Sinds 1931 lid van de Duitse Communistische Partij, raakte hij daar ernstig teleurgesteld in het tot een dictatuur verworden systeem. Op de vlucht voor de nazi’s vestige hij zich in 1940 in Londen, waar hij zijn roman Nacht in de middag publiceerde, een spraakmakende literaire aanklacht tegen het stalinistische totalitarisme.

Peter Kropotkin

Peter Kropotkin

PETER KROPOTKIN

Peter Kropotkin werd geboren in een oude adellijke Russische familie, maar wendde zich af van zijn bevoorrechte milieu. Hij werd veroordeeld voor revolutionaire activiteiten, zat gevangen in de beruchte Petrus- en Paulusvesting, waaruit hij op spectaculaire wijze wist te ontsnappen. In Europa ontwikkelde hij zich tot anarchist en werd één van de toonaangevende woordvoerders en theoretici van de anarchistische beweging. Zijn theorie van de wederzijdse hulp is een logische aanvulling op Darwins evolutietheorie.

  • > Memoires van een revolutionairverschenen 2013uitverkocht

Klaus Mann

KLAUS MANN

Klaus Mann is een telg uit de beroemde Mann-familie: zoon van Thomas, neef van Heinrich, broer van Erika, Golo, Monika, Elisabeth en Michael. In het voorjaar van 1925 had Klauss Mann zijn eerste grote buitenlandse reis gemaakt, naar Engeland, Parijs, Marseille, Tunesië en terug via Palermo, Napels en Rome. Daarna kwam hij openlijk uit voor zijn homoseksualitiet en schreef later dat jaar de roman Der fromme Tanz, die als een van de eerste homoromans uit de Duitse literatuur geldt.

Toen de nazi’s aan de macht kwamen, vluchtte hij naar het buitenland, aanvankelijk naar Amsterdam. Mann veranderde in een geëngageerd schrijver. Met geld van de Zwitserse schrijfster Annemarie Schwarzenbach, die nauw bevriend was met Klaus en Erika Mann, richtte hij het antinazistische literaire tijdschrift Die Sammlung op. Het werd van 1933 tot 1935 uitgegeven door Querido Verlag, de Duitstalige imprint van Uitgeverij Querido in Amsterdam, en diende als podium voor ballingen die in Duitsland niet meer mochten publiceren. Ook schreef hij de roman Mefisto, waarin de toneelspeler Hendrik Höfgen (gebaseerd op zijn vroegere vriend en zwager Gustaf Gründgens) zijn ziel aan de nazi’s verkoopt in ruil voor een succesvolle carrière.

Na de oorlog had hij moeite zijn plek te vinden. Zijn heroïneverslaving werd een steeds groter probleem. Hij kampte met een schrijfblokkade en zag door de toenemende spanningen tussen de VS en de Sovjet-Unie de toekomst somber in. Na een eerdere poging tot zelfmoord bracht Mann zichzelf op 21 mei 1949 met een overdosis slaapmiddelen om het leven. Hij werd in Cannes begraven.

Daphne du Maurier

Daphne du Maurier

DAPHNE DU MAURIER

Daphne du Maurier werd geboren als dochter van een gevierd acteursechtpaar. In 1928 publiceerde ze haar eerste korte verhalen, vanaf 1931 volgden er vele romans, waaronder de bestseller Rebecca, die haar de titel Queen of suspense opleverde. Veel van haar romans en verhalen werden verfilmd, zoals The Birds (Alfred Hitchcock) en Don’t look now (Nicolas Roeg). In De glasblazers beschrijft ze de geschiedenis van haar Franse voorvaderen.

John Silas Reed

John Reed

JOHN REED

Na zijn studie aan de Harvard-universiteit trok de jonge John Reed naar New York om journalist te worden. Al snel groeide zijn faam als geëngageerd journalist die zich consequent opstelde aan de kant van de mensen aan de onderkant van de maatschappij. Vanaf 1913 schreef hij regelmatig in het socialistische tijdschrift The Masses, dat hem naar Mexico stuurde. Daar trok hij op met Pancho Villa en deed verslag van de Mexicaanse revolutie. Zijn belevenissen tekende hij op in Insurgent Mexico.

Bij het uitbreken van de Oktoberrevolutie bevond Reed zich als een van de weinige westerlingen in Rusland en stortte zich vol overgave in het revolutionaire strijdgewoel. In Tien dagen die de wereld deden wankelen doet hij verslag van de chaos en geestdrift die deze eerste dagen van de revolutie kenmerkten.

  • > Tien dagen die de wereld deden wankelenverschenen 2017> bestellen
J. Rentes de Carvalho

J. Rentes de Carvalho

J. RENTES DE CARVALHO

Rentes de Carvalho, geboren in Portugal, verliet zijn land begin jaren vijftig om aan de dictatuur van Salazar te ontsnappen. Hij woonde in Rio de Janeiro, Sao Paulo, New York en Parijs, voor hij zich in 1956 in Amsterdam vestigde. Daar was hij in dienst bij de handelsafdeling van de Braziliaanse ambassade en doceerde later Portugese Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Rentes de Carvalho publiceerde verschillende romans, waaronder Ernestina.

  • > Portugal, de bloem en de sikkelverschenen 2014uitverkocht
Nico Rost

Nico Rost

NICO ROST

Nico Rost was een enthousiaste pleitbezorger van de Duitse cultuur en literatuur. In de jaren ’20 en ’30 vertaalde hij in hoog tempo het werk van bekende Duitse schrijvers als Alfred Döblin, Anna Seghers, Hans Fallada, Joseph Roth en Ernst Toller. Als communist en verzetsstrijder werd hij in 1944 door de Duitsers opgepakt en naar het concentratiekamp Dachau overgebracht. Mede dankzij de goed met de klassieke Duitse literatuur gevulde kampbibliotheek wist hij de verschrikkingen van het kamp te overleven. Goethe in Dachau vormt de weerslag van deze overlevingsstrijd.

Jorge Semprun

JORGE SEMPRUN

Jorge Semprún werd geboren in een welgesteld links-liberaal gezin in Madrid. Zijn vader was ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog ambassadeur van de Spaanse republiek in Den Haag. Na de overwinning van het Franco-regime in 1939 vetrok het gezin naar Parijs.

Na de bezetting van Frankrijk door de nazi’s raakte Semprun betrokken bij het Franse verzet. Een jaar later werd hij lid van de illegale Spaanse Communistische Partij (PCE). In 1943 werd hij door de Gestapo gearresteerd en gedeporteerd naar het concentratiekamp Buchenwald.
Na de oorlog keerde Semprún naar Parijs terug en werd hij actief binnen de PCE, in 1954 werd hij lid van het Centrale Comité van de PCE. Na conflicten tussen stalinistische en minder dogmatische PCE-aanhangers werd hij in 1964 uit de PCE gezet. Semprún, die toen zijn vertrouwen in het communisme reeds had verloren, legde zich hierna toe op het schrijven van boeken en filmscenario’s.

Vrijwel al Semprúns werk  is in het Frans geschreven en in meerdere of mindere mate autobiografisch. Twee steeds terugkerende onderwerpen zijn het grauwe kampleven in Buchenwald en zijn ervaringen als lid van de PCE ten tijde van het Franco-regime. Zijn stijl is nagenoeg steeds niet-lineair en niet-chronologisch: hij maakt voortdurend zijstappen naar het verleden en de toekomst. Ook herhaling is een kenmerk van Semprúns werk, waarbij hij met iedere herhaling de beschreven gebeurtenis telkens een andere betekenis geeft.
Semprúns eerste boek, dat werd gepubliceerd in 1963, was De grote reis, waarin hij zijn verblijf in Buchenwald beschreef, aangevuld met fictieve elementen. Hij deed dit aan de hand van zijn herinneringen aan de lange treinreis naar en de aankomst in het kamp, die hij echter afwisselde met flashbacks naar zijn ervaringen in het Franse verzet en beschrijvingen van het kampleven en gebeurtenissen na zijn bevrijding uit Buchenwald.

Na de democratisering van Spanje in 1978 keerde Semprún naar zijn vaderland terug en nam hij de Spaanse nationaliteit weer aan. Van 1988 tot 1991 was hij partijloos minister van Cultuur in de derde en vierde regering onder leiding van de sociaaldemocratische premier Felipe González.

 

Ernst Toller

Ernst Toller

ERNST TOLLER

Zoals zo veel van zijn jonge landgenoten meldt Ernst Toller zich bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog als vrijwilliger bij het keizerlijke leger. Zij enthousiasme is echter van korte duur; al snel ziet hij de zinloosheid van de oorlog in. Na enkele omzwervingen raakt hij betrokken bij de revolutionaire arbeidersbeweging en neemt hij een leidende rol op zich in de kortstondige Beierse Radenrepubliek. Hij wordt gearresteerd en tot vijf jaar gevangenis veroordeeld, waar hij enkele toneelstukken schrijft die in de jaren twintig zeer populair waren, maar de tand des tijds niet hebben weten te doorstaan, wat zeker niet geldt voor zijn fenomenale autobiografie Een jeugd in Duitsland.

De gedesillusioneerde Toller, van wie gezegd werd dat hij altijd met een touw in zijn koffer op reis ging, pleegde in 1939 in New York zelfmoord door zich op te hangen.

Elio Vittorini

Elio Vittorini

ELIO VITTORINI

Elio Vittorini werd in 1908 geboren in Syracuse, op Sicilië. In de jaren twintig wordt Vittorini net als veel jongeren aangetrokken tot het anti-burgelijke en revolutionaire elan van Mussolini’s fascisme. Vanaf 1929 is hij beroepsmatig in de journalistiek en werkzaam. Zijn eerste artikelen verschijnen in een tijdschrift van Curzio Malaparte. Hoewel fascist, is Vittorini als schrijver hevig geïnteresseerd in het modernisme.

In 1936, als de Spaanse burgeroorlog uitbreekt, kiest Vittorini partij voor de Republikeinen, wat zorgt voor een breuk met de fascistische partij. Later zal hij zich aansluiten bij het communistische verzet tégen het fascisme, als een van de leiders van de communistische partij in Milaan. Tegelijkertijd werkt hij aan zijn roman Mens of niet. Het boek komt direct na de capitulatie van het Duitse leger in Italië uit.